donderdag 5 mei 2011

050511: Kees

Ik zie hem op weg naar de uitgang van de Martiniplaza. Hij loopt wat voorovergebogen, strompelend bijna, op de manier die ik zo goed van hem kende. Kees is al supporter van Donar zolang ik me kan herinneren.


Toen ik als jongen me stond te vergapen aan de, voor mij onwerkelijk lange, spelers van Nationale Nederlanden Donar was Kees er ook al. Meestal stond hij aan de balustrade van de Evenementenhal met een blikje bier in zijn handen te genieten van het spel en de ambiance. Man, wat een tijden waren dat, in mijn herinnering was het toen altijd feest en hebben we alleen maar goede wedstrijden gezien. Het kampioenschap van 1982 was er eentje om nooit te vergeten en staat voor altijd in mijn geheugen gegrift. Nóg zie ik Kees na het laatste fluitsignaal op zijn vaste plekkie een soort hardloopwedstrijd op de plaats houden. Zijn voeten roffelden op de vloer, zijn handen hoog boven zich uitgestoken en een dierlijke brul kwam uit z’n keel. “Jaaaaaaaaaah!, Jaaaaaaaaah!”.
Machtig mooi.


De jaren zijn verstreken maar Donar is gebleven, in goede en ook mindere tijden. Kees is er ook nog steeds, flink wat jaartjes ouder en inmiddels van een forse kerel tot een gebogen oude man getransformeerd maar hij mist nog steeds geen thuiswedstrijd van zijn Donar. We kennen elkaar omdat we uit hetzelfde dorp komen maar tegelijkertijd kennen we elkaar ook weer niet. Gek, ik weet niet eens wat z’n achternaam is. Af en toe spreken we elkaar even kort, meestal voor een wedstrijd. ‘Moi Kees’, zeg ik dan. ‘Moi Vike’, bromt hij terug, ‘bist er ook weer?’. Dan praten we wat over de afgelopen wedstrijden en vooral over de wedstrijd die zo te beginnen staat. Ik wil, zeker in mindere tijden, nog wel eens wat pessimistisch zijn maar Kees nooit. Hij mag dan wat simpel van geest zijn maar ik ben jaloers op zijn eeuwig positieve houding. Altijd weer dat vertrouwen in ‘zijn’ Donar, altijd zeker weten dat het goed komt, man ik wou dat ik dat kon.

Vandaag is er weinig te zien van dat positivisme. We hebben net verloren en terwijl ik balend naar de uitgang loop zie ik Kees voor me. Ook hij baalt blijkbaar want ik hoor hem van een paar meter afstand vloeken. Ik haal hem in. ‘Hé Kees’, zeg ik, ‘wat is dat nou? Waar maak jij je zo kwaad over? Zo ken ik je niet!’. Hij draait zich om, zijn ogen spuwen vuur. ‘Moi Vike. Kwaad? En of ik kwaad ben! Stelletje onbenullen, denken dat ze mijn basketbalavond kunnen vergallen’. Hij vloekt weer, binnensmonds. ‘Wat is er aan de hand? Heb je ruzie gehad?’, vraag ik. Kees bedaart wat. ‘Ach Vike, je kent me, ruzie maak ik niet zo snel. Ik heb me de hele wedstrijd op lopen vreten door die onzin die ik van die jonge gasten op de rij achter me moest aanhoren. De hele wedstrijd maar kankeren. Dit was niet goed, dat klopte niet, de spelers waren niks en de coach snapte er al helemaal niets van. Vooral over de coach gingen ze maar door. Gebruikt de verkeerde tacktiek, stelt de verkeerde spelers op. Wisselt te vroeg, wisselt dan weer te laat, wisselt verkeerd en moet eigenlijk zo snel mogelijk oprotten…’ Hij zucht. ‘Vooral dat laatste schoot me echt in het verkeerde keelgat. Wie denken die snotjochies wel niet dat ze zijn? Is er geen enkel respect meer? Zijn ze nu al vergeten wat deze coach heeft gedaan? Eerst het landskampioenschap, dan de beker en misschien dit jaar wel weer kampioen! Diezelfde etterbakken stonden vorig jaar vooraan op de Grote Markt te juichen toen deze coach met de beker in zijn hand stond! Die man moet een standbeeld hier midden in de Martiniplaza, die moeten we eeuwig dankbaar zijn! En wat dan nog als we dit jaar geen kampioen worden, moeten we dan maar vergeten wat er de afgelopen jaren hier is gebeurt? Het is van de zotte dat ik me er druk over maak maar dit soort lui verpest mijn mooie avondje Donar met al die onzin’. Ik klop hem op zijn rug. ‘Kom op Kees, zo erg is het ook weer niet. Idioten heb je overal. De volgende wedstrijd winnen we weer en dan zijn die gasten weer stil’. Hij bromt wat, draait zich om en strompelt verder naar de uitgang. ‘Klootzakken!’, hoor ik nog net.

Terwijl ik naar buiten loop denk ik na over wat hij zei. Eigenlijk heeft hij gelijk. En eigenlijk maak ik me ook schuldig aan dat negatieve gedrag. Ik zeg het misschien niet hardop, maar ook ik heb regelmatig gedacht dat het maar goed is dat we deze coach het volgend seizoen kwijt zijn. Want zo gaat het toch echt niet verder. Hoe heb ik in Godsnaam kunnen vergeten wat er de afgelopen jaren is gebeurd? Hoe kan ik vergeten hoe blij ik was met dat kampioenschap, met die beker? Kees heeft gelijk, deze coach verdient een standbeeld, wát er ook nog gebeurt dit seizoen. Deze coach verdient ons respect en onze dank voor wat hij hier, in zijn eigen Groningen, heeft bereikt.

In 1982 was Marco ook in de Evenementenhal. Net als ik en net als Kees. Marco was toen nog een klein jongetje, jonger dan ik, maar als ik toen had geweten wat ik nu weet was ik naar hem toegelopen en had ik hem bedankt voor alle mooie dingen die hij zou gaan doen voor onze club. Maar ja, ik wist het niet en, sterker nog, ik kende hem niet eens.

Waarom ik je dit verhaal vertel Nike? Omdat ik op deze plaats Marco wil bedanken voor de mooie tijden die hij ons heeft gegeven. En waarom nu? Omdat het nog alle kanten op kan gaan. Misschien worden we kampioen maar misschien liggen we er binnenkort ook zo maar uit. Marco verdient ons respect en onze dank, ongeacht het resultaat wat nog komen gaat. Hij zal dit wel nooit lezen maar ik wil het toch gezegd hebben, al is het voor m’n eigen gemoedsrust. En Kees? Misschien bestaat hij, misschien ook wel niet. Wat maakt het uit, want gelijk heeft ie zeker.

Belofte maakt schuld dus, met een diepe buiging: Marco, bedankt!

Zo word ik toch nog sentimenteel op mijn oude dag, de volgende keer mopper ik weer gezellig met je mee.
Vike

Geen opmerkingen:

Een reactie posten